De koe Rozinna

 



Je kan wel raden dat de eigenaars van de koninginnen hun fierheid niet onder stoelen of banken steken. De kudde lijkt zelfs een beetje te versnellen alsof de beesten hun stal hebben geroken met hopelijk wat lekkers in de voederbak.

Wat is dat kabaal? Een man loopt wild van hier naar daar en roept dat zijn koe spoorloos is. Hij zoekt tevergeefs tussen de kudde. Hij roept op zijn Rozinna die hopelijk enkel wat vertraging heeft. Hij weet echter beter… Zijn deugniet houdt er niet van om in de pas te lopen en het dringt tot hem door dat zijn dierbare koe niet in Zinal is toegekomen.

Een herder krijgt de opdracht om de achtergebleven koe te zoeken. De pechvogel neemt opnieuw zijn tas en stok om met een zucht op zijn passen terug te keren. Doodop is hij, maar Rozinna terugvinden is nu eenmaal een erezaak. In gedachten probeert hij zich voor te stellen waar en wanneer het dier de kudde kan verlaten hebben. Heel de zomer heeft deze ondeugende koe al voor de nodige opschudding gezorgd. Hij roept en roept haar naam terwijl hij de ondergaande zon tegemoet stapt. Hij moet zich haasten en aan de boomgrens roept hij nog één keer heel luid. Geloof het of niet, maar op dat moment hoort de verdwaalde koe de stem van de herder die op zijn beurt maar wat blij is dat hij een vertrouwde koebel hoort. Hij vergeet zijn vermoeidheid en stapt op het dier af. Rozinna lijkt zelfs opgelucht want ze schuurt met haar kop tegen de arm van de herder. “Nu niet!” snauwt de herder. “Je hebt me vandaag al genoeg laten lopen en binnen enkele ogenblikken is het donker. Vooruit, terug naar de berghut!” Gelukkig is deze chalet niet meer zo veraf.

Op de plaats waar ze heel vroeg in de ochtend vertrokken waren, maakt de herder de koe stevig vast. Je weet maar nooit. Er is geen licht in de hut maar op de tast weet de herder de alkoof te vinden waar het welkome bed op hem wacht. De herder heeft amper zijn schoenen uitgetrokken of de slaap heeft hem al te pakken. Het is nog stiller dan muisstil daarboven in de Alpen. Plots schiet hij wakker en gaat rechtop zitten. De nacht is pikzwart. Verontrust door een lawaai dat hij niet kan thuisbrengen loopt hij naar het raam.  De maan stijgt tot boven de bergtop en verlicht heel de omgeving. Niets te zien. Op het moment dat hij terug wil gaan liggen wordt hij dit keer opgeschrikt door een vreemd geluid alsof er een golf tegen een rots slaat. Terug bij het raam ziet hij een stoet van zonderlinge figuren. Ze dragen kleren van vroeger. Het lijkt alsof ze bij het stappen de grond niet raken. De herder snakt naar adem. Hij davert op zijn benen. Vliegensvlug snelt hij zijn bed in en  bidt hij dat het akelige gezelschap ongestoord voorbij mag zweefwandelen. Tevergeefs …


 Sommigen warmen zich aan het vuur, anderen kaarten aan tafel terwijl nog anderen verhalen vertellen waar kop noch staart aan te krijgen valt. Na een poosje gaan ze allemaal bij elkaar zitten en  heffen ze vreemdsoortige gezangen aan. Brrr.

De jongeman durft niet bewegen. Hij houdt zelfs zoveel mogelijk zijn adem in uit angst om opgemerkt te worden. Gelukkig komt niemand bij zijn bed staan. Zijn dit levende wezens of doden die dolen? Wie zal het zeggen? In het dorp vertelt men al eens verhalen over enge geesten en nu zit hij er midden in.

Nu wordt het stil. Een grote sterke man neemt het woord: “We moeten onze tijd in het oog houden en we hebben nog niet gegeten.” Hij beveelt twee jonge mannen om Rozinna van stal te halen en haar te doden. De herder schrikt nog meer en hij had bijna geroepen dat Rozinna niet mag geslacht worden, dat ze niet aan hem toebehoort, dat ze erg lief kan zijn en dat ze haar moeten terugbezorgen aan de rechtmatige eigenaar. Maar zijn angst is te groot. Hij houdt de lippen stijf op elkaar. Laat dit alstublieft een nachtmerrie zijn waar hij dadelijk uit ontwaakt!

Ondertussen zijn de twee binnen gekomen met Rozinna. De koe die altijd zo hevig is, laat rustig begaan. Eén van de mannen slaat het arme dier met een hamer de kop in. De andere verwijdert de vacht die hij opvouwt en zorgvuldig opzij legt. Het geroosterde vlees wordt gretig verdeeld. Iedereen geniet en is uitgelaten. Het lijkt wel een feest. Met het hart in de keel volgt de herder dit schouwspel. Wanneer houdt dit eindelijk op? Zijn inwendige woorden zijn  nog niet koud of één van de mannen zegt: “We moeten nog een stuk geven aan die daar in zijn bed.” Het hart van de herder staat stil. Ze weten dus dat hij daar ligt. De kok van dienst snijdt een hap vlees af en geeft het aan de versteende slaper. De herder probeert te weigeren maar eet toch zijn bord leeg om zijn belagers niet voor het hoofd te stoten.

Wanneer de nacht ten einde loopt, staat iedereen op. De beenderen van de geslachte koe worden verpakt in de vacht die ze netjes hadden opgevouwen. Vervolgens roepen ze: “Rozinna, sta op!”

Zonder verpinken staat de koe recht alsof er niets gebeurd is. De deur van de hut vliegt open en iedereen verdwijnt. Overdonderd door de griezelige gebeurtenissen wil de herder nog maar één ding: deze plaats zo snel mogelijk verlaten.

’s Morgens maakt hij Rozinna los en zetten ze koers naar Zinal. Onderweg vraagt de jonge herder zich af of hij toch niet alles gedroomd heeft. Hij speurt de omgeving af en kijkt nog eens om naar de chalet. Alles ligt er zo vredig bij. Hij stapt verder en zegt halfluid: “Het was dus toch een droom!” Opgelucht kijkt hij naar Rozinna die … “Hemeltje! Wat is dat?!” Hij heeft de indruk dat Rozinna een beetje mankt. Het is misschien een steentje in haar hoef. Bij het bekijken van de poot schrikt de herder van een gapende wonde die verdacht veel lijkt op het stuk vlees dat hij de afgelopen nacht moest verorberen.

Het was dus helemààl geen droom. De herder verbleekt. In Zinal vertelt hij zijn verhaal aan de eigenaar van Rozinna. Deze laatste beseft maar al te goed welk verschrikkelijk avontuur onze herder heeft doorstaan en hij neemt hem niets kwalijk. Hij is vooral blij dat  Rozinna terug thuis is, al is het met een stukje minder.


 



Schilderij over " l'Alpage" aan de buitenmuur van de kerk van Vissoie




















Populaire posts van deze blog

Er was eens in Val d'Anniviers

kabouter Zacheo